Nooit geen eigesHet is inmiddels al weer enkele jaren geleden dat ze op 98 jarige leeftijd is overleden en het boek ,,Nooit geen eiges” is alleen nog in herinnering. 

Nadat het boek is uitgegeven, had ik nog wat aantekeningen liggen van de gesprekken, die ik met moeder gevoerd heb. Ik was mijn papierwerk aan het opruimen en kwam deze aantekeningen weer tegen. Ik dacht misschien kan ik er iets mee doen. Ik heb daarom besloten om het in gedeeltes in De Klep te zetten, er zijn vast nog mensen die haar gekend hebben.

 

Ter informatie, voor de wat jongere generatie: Mijn moeder is in een klein dorpje in Oostenrijk geboren. Na de eerste wereldoorlog was er veel armoede in Oostenrijk. Door de organisatie "Mensen in nood" is er een groot aantal kinderen van 10 en 11 jaar tijdens de vakantie in Nederland ondergebracht. Ze kwamen daar om aan sterken. Moeder kwam terecht op een boerderij in de Alforstsestraat. Na een periode van enkele weken zou ze weer terug keren naar Oostenrijk.

Maar dat liep anders. Het pleeggezin wilde haar hier houden. Een kapelaan werd ingeschakeld en heeft het voor elkaar gekregen dat ze mocht blijven. Via brieven mocht ze contact houden met haar moeder in Oostenrijk.
In het boek "Nooit geen eiges" zijn haar jeugdjaren op de boerderij beschreven. Het boek is altijd nog verkrijgbaar. 
Hier volgt het eerste gedeelte.

 

Reizen, naar Oostenrijk

Rosa vertelt en ik zal wat toelichten.

Toen ik de eerste keer na mijn huwelijk naar Oostenrijk kon waren de oudste kinderen 17en 18 jaar. De jongste gingen nog naar de lagere school. Het zal in 1957 zijn geweest. Marietje van Oom Piet was bij ons in huis. Ze had haar eerste kind bij zich. Die stond nog in de box. Ze heeft 14 dagen bij ons het huishouden gedaan.

 

Ik kon met mijn zus (die later ook in Nederland is komen wonen) meerijden. Bart haar man, had een kleine Morris Minor geleend van zijn neef. Samen zijn we toen naar Oostenrijk gereden. Jo en ik achterin. Hun zoon Bert die toen 17 jaar was moest voorin, om de kaart te lezen. Bij Frankfurt reed mijn zwager verkeerd en zijn zoon kreeg de schuld. Het was in die tijd ook niet zo eenvoudig. De wegen waren slecht en er was geen autobaan die ons rechtstreeks naar Oostenrijk voerde. Om van onduidelijke wegaanduiding maar niet te spreken.

Onderweg hebben we in een klein hotelletje overnacht en de volgende dag waren we geradbraakt. We zijn die dag vermoeid aangekomen. We werden hartelijk begroet en het weerzien met moeder en mijn broers en zus maakte veel indruk op mij. We hadden heel wat bij te praten. Het was meer als 25 jaar geleden dat ik mijn familie gezien had. Geslapen hebben we in het huis van mijn oudste broer Franz. Bart en zijn zoon sliepen in de voorkamer en Jo en ik in de opkamer. Franz zei, dat ik ook bij hem kon slapen, maar dat wilde ik niet. Hij liet mij toen in het Oostenrijks weten, dat ik maar erg preuts was.

 

We hebben een fijne tijd gehad en zijn bij de hele familie op bezoek geweest. Mijn oudste zus Anna, woonde in het ouderlijk huisje, samen met moeder. Haar dochter Pippl (Josefa) woonde toen nog in een huisje in Loipersbach. Ook heb ik haar andere dochters leren kennen, Frieda en Anna. Mijn oudste broer had twee kinderen Franz en Hilda. Zijn dochter Hilda heb ik nog in mijn armen gehad voor ik naar Holland ging. Ze was toen pas geboren. Verder was er nog mijn broer Felix met twee kinderen en natuurlijk mijn jongste broer Hans. Hij had een zoon. Ik heb met al mijn neven en nichten en ook hun kinderen nog steeds veel contact.

We zijn nog een keer naar het graf van mijn vader geweest en zijn daarna weer aan de grote tocht richting Holland begonnen. Het was weer een lange en vermoeiende tocht. Ik was bij dat ik Wim en de kinderen weer zag en ook Marietje, die dit alles voor mij mogelijk had gemaakt. 

 

In 1963, de derde keer dat ik ging, is Wim ook mee geweest en drie van onze kinderen. Zij waren inmiddels rond de twintig en een van onze zoons had een auto gehuurd. Het was een hele belevenis, ook voor Wim. Hij leerde daar de familie kennen en zag hoe ze leefden. Het was daar toen nog veel slechter als in Holland. Ondanks dat werden we overal mee naar toe genomen. Mijn broer Hans en Sepp de man van Peppel, organiseerde van alles, o.a. bergtochten en ook werden we meegenomen naar de wijnboeren in Burgenland, om wijn te proeven en te kopen. Wim wilde zich groot voordoen, en zei: "wij hebben snaps in Holland, die wijn doet me niets". Maar onderweg voelde hij dat die wijn zijn tol ging eisen, en zei: "daar heb je het gedonder al op de balustrade". Dit was een van zijn uitspraken als er iets niet goed ging. Daarna heeft hij nog nageteld hoeveel hij er op had. Ook onze kinderen hebben kennis kunnen maken met hun neven en nichten. Ze zijn met een aantal van hun, naar Wenen geweest. Ze hebben daar de Prater (de vaste kermis), Schon Brunn en de dierentuin bezocht. Van die tijd af is het contact met hun familie in Oostenrijk gebleven. Dat doet mij goed. 

 

Later zijn we nog vaker weggeweest. In het begin nog met mijn zus en haar man. Die hadden een wat comfortabeler auto en later ook een caravan. Maar het bleef behelpen. De tocht kon niet meer in twee dagen afgelegd worden en het slapen met zijn vieren was ook geen pretje. Het was een caravan voor drie personen. Bart sliep op het middenpad en soms als er te hard gesnurkt werd, ging hij buiten slapen.
Op de campingplaatsen waar we terecht kwamen, was het vaak een modderboel en de toiletvoorzieningen waren zeer slecht. 

Als we dan oververmoeid aankwamen, gingen we natuurlijk eerst moeder en Anna, onze oudste zuster, bezoeken. Ze leefden daar nog steeds samen in dat kleine huisje in Loipersbach.

Met de auto gingen we dan de rest van de familie bezoeken. Mijn broer Felix liet ons zijn huisje zien, wat hij weer eens verbouwd had. Zijn dochter Inge had inmiddels een dochter en die reed vaak met ons mee, als we verdere families gingen bezoeken. Onderweg hadden we een ijsje voor haar gekocht, maar ze liet het per ongeluk vallen in de auto, en daar was mijn zus niet zo blij mee. 

Rosa vdGeijnHet afscheid van moeder was altijd even hartelijk als emotioneel. De vraag was steeds, zien we haar de volgende keer nog gezond terug. Al was het afscheid nemen voor mij vaak moeilijk, voor Wim was ik blij dat we weer in Horssen waren. Het was voor hem erg vermoeiend, omdat hij ook bijna niets kon verstaan. 


Met mijn zus ben ik enkele keren met de trein naar Oostenrijk geweest. Het was een hele onderneming. Nog steeds moest je door Wenen om op het andere station te komen. Maar er was toch al veel veranderd. Ik kan me onze eerste reis in 1920 nog goed herinneren. 

Behalve moeder, zijn we ook wel eens schoolvriendinnen wezen bezoeken, die nog in Loipersbach woonde. Ook gingen we naar Pitten. Daar woonde broers van mijn vader, waar ik als kind wel eens ging logeren en koeien hoeden.