Horssen tussen wat voor peren?! Handperen, stoofperen en tafelperen, die kennen we allemaal wel, net als muilperen die niemand wil. Vanwege de onbekendheid van de twee in kwestie en omdat het nu toch perenpluktijd worden ze hier maar eens in het licht van dit stukje geplaatst.
Het gaat in beide gevallen oude hoogstam rassen, waarbij oud betekent dat ze minstens eind negentiende eeuw al bestonden. Met de komst van laagstam bomen na WOII raakten hoogstam bomen in onbruik en werden massaal gerooid om voor de hand liggende redenen: de pluk van hoogstam fruit was veel arbeidsintensiever en gevaarlijker natuurlijk dan die van laagstam fruit. Maar er zijn nog meer redenen waarom juist de kruk- en maagdenpeer niet langer meer gewild waren en vergeten relicten uit vroegere tijden werden.
Laten we eerst stilstaan bij de krukpeer. In ons dorp zou ik er zo 1 2 3 geen weten te vinden, maar daarom gelijk maar de vraag aan Kleplezers die hem wel degelijk ergens weten te staan. De dichtstbij staande tjokoude machtige boom die ik ken staat voor een fraai oud huis op de Walstraat in Appeltern. De peren zijn nu rijp, wat je kunt zien aan de gelige afgevallen peren aan de voet van de boom. Ze worden in de literatuur omschreven als stovers, dus net als de brederodes waarvan overigens nog meerdere bomen in Horssen te vinden zijn. Maar “toevallig” weet ik dat dit niet juist is, en wel om de volgende redenen. Je kunt ze niet echt bewaren omdat ze snel beurs worden. Verder zijn ze erg droog, dus weinig sappig. Het zijn, of beter gezegd, waren droogperen. In vroegere tijden werden de peren per kar en paard naar de steenovens in het Drutense gebracht om daar gedroogd te worden. Eenmaal gedroogd konden ze dan later wel gestoofd worden, als toespijs bij een winters maal. In eind 19e eeuwse literatuur lees je dat de kruk ook in de Betuwe geteeld werd, vermoedelijk eender als hier aan de Waalkant om eendere droogredenen, en dat de peer toen al redelijk onbekend was. Vermoedelijke reden: de verwerking van stovers als de brederode was minder bewerkelijk en de houdbaarheid van die peren excellent.
Nu naar de maagdenpeer, een ras dat gelukkig wel nog in ons dorp te bewonderen valt in de vorm van twee oudjes voor het huis op de scherpe bocht van de Roedensstraat t.o. de paardendressuur manege. Het is een eveneens tamelijk vroeg rijpende peer met ietwat bruinig ogende en ruwig aanvoelende middelgrote peer, mooier van vorm dan de wat klompachtige kruk, heerlijk krokant en sappig van smaak. Nadeel ervan is dat ze, net als de kruk, snel beurs wordt. Jaren lang mocht ik ze schudden en rapen voor de stroopmakerij, als kostelijk ingrediënt van de “Maas & Waalse Geneugte” die nog steeds in het oogstseizoen gestookt wordt, nu door stroopmeester Caspar, ik slechts zijn dienstwillige knecht. Ooit vertelde me een oude boomgaardenier dat de krukperen vooral geëxporteerd werden per schip naar Engeland. Het is me een raadsel hoe dat te rijmen valt met de snelle beursheid van de peer in kwestie.
Mogen de laatste exemplaren van deze nobele perensoorten behouden en beschermd blijven, net als andere bijna vergeten appel-, peren- en pruimensoorten die onze Maas & Waalse boomgaarden zo paradijselijk maakten!
Piet Vos