Voor onze vakantie in Zuid Europa trokken we met onze dieselcamper dwars door het grote Frankrijk met eindeloze velden geel koolzaad, bestemd voor de productie van biodiesel. We kwamen door heel veel halfleeg staande dorpen vanwege de ontvolking van het platte land en we reden langs heuvels met wouden van windturbines. Op de terugweg door Zuid Duitsland vielen de enorme velden met duizenden zonnepanelen op. Dan merk je het verschil met Nederland, waar allerlei instanties, bedrijven en particulieren de ontwikkeling naar meer duurzame energie met kul-argumenten proberen tegen te houden. Eén daarvan is de landbouworganisatie LTO Nederland. Zij maakt bezwaar tegen zonneparken omdat die ten koste zouden gaan van landbouwgrond voor onze voedselproductie. Een aansprekend argument, want wie wil er nu honger lijden ter wille van het klimaat? Maar is het ook waar?
Het bracht me op het idee om de energieproductie van een veld met koolzaad eens te vergelijken met die van een zonnepark.
KoolzaadEen hectare goed bemeste landbouwgrond levert 1300 liter koolzaadolie. De rest van de plant vindt toepassingen als diervoeder. Alleen al in Frankrijk wordt dankzij diverse stimuleringsregelingen voor biodiesel 1,5 miljoen ha koolzaad verbouwd. De energie inhoud van koolzaadolie is ca 12 kWh per liter, maar een groot deel van die energie (45 %) is er eerst in de vorm van fossiele energie voor de fabricage van kunstmest en voor mechanische bewerkingen ingestopt (1). Bovendien is het energierendement van een dieselmotor slechts 25 %. Uiteindelijk levert een ha koolzaad dus slechts 2,1 MWh aan nuttige bewegingsenergie in voer¬tuigen met dieselmotor.
Een ha met zonnepanelen kan echter ongeveer 1300 MWh elektrische energie per ha leveren (1/3 van het oppervlak blijft vrij en 1 m2 PV paneel levert 200 kWh per jaar). Daarmee kunnen elektrische voertuigen met een rendement van 85 % voortbewogen worden, dus netto levert een ha zonnepark 1105 MWh aan bewegingsenergie voor voertuigen. De verhouding nuttige energieproductie van zonnepark /biodiesel is dus 526 tegen 1. 


Nederland is een grasland. Volgens het CBS hebben we in totaal 2,7 miljoen ha gemaaid grasland. Het gras van de grotere velden wordt volledig gebruikt voor het voederen van onze veestapel. Deze veestapel produceert via boeren en scheten van koeien en schapen onbruikbaar methaangas dat naar de atmosfeer verdwijnt en in belangrijke mate bijdraagt aan het broeikaseffect, waardoor de aarde opwarmt. Zouden we daarentegen slechts 1 % van ons grasland (0,03 miljoen ha) inrichten als zonneparken, levert dat 35 miljard kWh bruikbare stroom.
Die 1 % zouden we gemakkelijk kunnen vinden op randen en kleine percelen die voor voedselproductie niet rendabel zijn. Het zonnepark te Geldermalsen op een afgewerkte stortplaats is daar een mooi voorbeeld van (2).


Om de Nederlanders van voedsel te voorzien is inderdaad landbouwgrond nodig. Daar heeft LTO gelijk in. Maar Nederland is volstrekt niet autonoom op dit gebied. De hoeveelheid grond die wij nodig hebben is zelfs 2 1/2 keer zo groot als ons totale landbouw areaal. We komen dus grond tekort. Dat wordt echter niet veroorzaakt door de zonneparken maar door de enorme productie van vlees en zuivel. De vleesconsumptie van de Nederlanders per hoofd van de bevolking is de laatste 50 jaar verdubbeld. Met circa 86 kg vlees per Nederlander per jaar zijn we niet uitzonderlijk in Europa, maar we blijven achter bij de VS en Koeweit die 120 kg halen. Met onze consumptie van melk, yoghurt en kaas staan we wel helemaal aan de top. Volgens een uitgebreid overzichtsartikel is deze hoeveelheid volstrekt onnodig en zelfs slecht voor onze gezondheid en zeer schadelijk voor het milieu (3). 


Vleeseten vraagt om veel landbouwgrond. De gemiddelde vleesetende Nederlander heeft 100 keer zo veel nodig als een vegetariër. In 50 jaar is onze bevolking ook gestegen van 10 naar 17 miljoen. In die periode (zonder zonneparken) is onze behoefte aan landbouwgrond dus meer dan verdrievoudigd. Desondanks wordt ook nog eens 75% van onze vleesproductie aan het buitenland verkocht. Wij produceren zoveel zuivel en vlees omdat onze bedrijven dat zo verrekte intensief, efficiënt en daardoor concurrerend kunnen doen. Daarvoor moeten we weliswaar veel diervoeder importeren, maar. vanwege de hoge voedselconversie in onze bedrijven, zou er voor dezelfde productie in andere landen nog veel meer diervoer nodig zijn. Wereldwijd wordt 75% van al het landbouwareaal gebruikt voor de productie van veevoer, een deel daarvan voor de Nederlandse veestapel. De verhoudingen tussen landbouw areaal en voeding zijn dus behoorlijk scheef en we zijn volledig afhankelijk van buitenlandse productie. Juist daarin schuilt een risico voor de boer, want door de klimaatopwarming daalt de productiviteit van veel buitenlandse landbouwgronden met 20 -30 % en zal het voer duurder worden (4). 


Zouden we daarentegen zowel de consumptie als de export van vlees en zuivel drastisch beperken, dan zouden we genoeg landbouwgrond hebben. Bovendien zou het onze gezondheid bevorderen, het mestprobleem verminderen en onze CO2-voetafdruk aanzienlijk verlagen. Helaas offeren wij liever onze gezondheid en de leefbaarheid van de aarde op om onze economie te redden.

Conclusie

LTO Nederland maakt bezwaar tegen de verkeerde dingen. Niet de zonneparken gaan ten koste van ons landbouw areaal voor voedselproductie maar de biodiesel gekte en de BBQ rage met overmatige consumptie van vlees en zuivel zijn de boosdoeners.  

 

Dr Anders

 

Bronnen:

1) https://www.nemokennislink.nl/publicaties/biodiesel-uit-koolzaad-slurpt-energie)
2) Gelderlander, regio nieuws Maas en Waal, 17 mei)
3) Susanne Stoll-Kleemann and Tim O'RiordanThe Sustainability Challenges of Our Meat and Dairy Diets.
Environmentmagazine.org/Archives/Back%20Issues/2015/May-June%202015/meat_abstract.html
4) https://phys.org/news/2017-08-climate-crop-yields.html)