Het is groot, warm en vochtig, waar denk je dan aan? De voeten van een man? Nee. De ogen van een vrouw? Weer mis, nog één keer raden. Nee, ook geen pompoen.
Het is de reuzenbovist, een paddenstoel die na een warme periode gevolgd door regen opeens uit de grond oprijst. Het exemplaar op de foto lag met een aantal kleinere reuzen langs de Scharenburg, hoek Schutlakenstraat. Hij woog 3573 gram, als een gezonde baby van zeven pond. Maar deze paddenstoelen leiden slechts een kort leven van hooguit een paar weken. De witte massa binnen in de leerachtige schil verandert vrij snel in bruin stof dat uit triljoenen sporen bestaat. In een jong stadium is de witte massa stevig en eetbaar. Je moet er wel wat toverij op toepassen om er smaak aan te krijgen, maar dat geldt voor meer dingen.
Over de reuzenbovist is geen vergissing mogelijk. Er bestaat niets wat er op lijkt. Dat geldt niet voor de wilde weidechampignon. Deze komt ook in deze tijd van het jaar op tal van plaatsen in Maas en Waal tevoorschijn. Er zijn een stuk of zeven verwante soorten, waarvan er minstens drie in Maas en Waal zeer algemeen voorkomen. Om te beginnen de grote stevige bloedchampignon (Agaricus haemorrhoidarius, foto links). De hoed is soms glad maar ook vaak ruw door kleine schubben en de steel dik en stevig. Ze kunnen gemakkelijk 20 cm in doorsnee halen en staan vaak met een klein aantal in een groep. Bij doorsnijden en drukken wordt het vlees snel roodbruin en de geur is muf. Ze zijn niet giftig maar de smaak is afschuwelijk.
Dan is er in deze tijd de zeer algemene Karbolchampignon (Agaricus xanthodermis, foto midden). Deze is prachtig wit en glad. De jonge bolletjes, zo groot als eieren zijn van ongeveer gelijke grootte en staan vaak in heel grote groepen. De verleiding is groot om in één keer een flink maaltje te plukken. Bij indrukken en doorsnijden wordt het vlees en vooral in de steel een beetje gelig. Het ruikt naar Karbol. Deze soort is giftig.
Tenslotte komt ook de weidechampignon (Agaricus campestris, foto rechts) hier erg veel voor. Opvallend is dat er in een groep zowel kleine jonge bolletjes als grote met een uitgespreide parasol bij elkaar staan. Deze soort is zeer populair bij een bepaald vliegje dat er eitjes in legt. De kleine maden vreten zich door het vruchtvlees waardoor dit er uitziet als een spons met talloze gaatjes en gangetjes. De jonge stadia die nog niet door de vliegenlarfjes zijn aangevreten zijn goed eetbaar. Bij doorsnijden en indrukken blijft het vlees wit en de geur is licht aangenaam. Al deze soorten hebben in een jong stadium lichtroze plaatjes, die bij rijping chocoladebruin tot zwart worden. Tussen de jonge hoed en de steel zit in het begin een dun vliesje. De steel zit nooit diep in de grond en is niet knolvormig.
Doctor Anders