De vakanties zijn voorbij, dus we kunnen met frisse moed een ingewikkeld thema aansnijden. In de kern komt het erop neer dat we gewend zijn in een productiemaatschappij onze kost te verdienen. We werken in bedrijven die van alles en nog wat produceren, wat dan op de (buitenlandse) markt verkocht wordt. Daar leven we als maatschappij van. Voorbeelden in Horssen zijn bv. de verschillende bouwbedrijven, de varkenshouderijen en fruittelers.
Dat maken van tastbare producten neemt af en meer en meer zien we een verschuiving naar maatschappelijke dienstverlening. We adviseren en helpen elkaar. In ons dorp kun je hierbij denken aan de basisschool (met kinderopvang), de zorgboerderij en onze nieuwe loot: zorgcentrum Fidesta, tegenover het Dorpshuis. Dit gemeenschapshuis is trouwens dienstverlener bij uitstek. De laatste eeuw is de productie sector gekrompen en de dienstensector evenredig daaraan gegroeid. Kunnen wij ongebreideld blijven uitbreiden in de richting van de dienstenmaatschappij? Is daar een grens aan? Zeker wel!
Romijnders was vroeger een smederij: een productie bedrijf.
“Smid Lambertus Rudolf Romijnders (1885-1938), bouwde in 1927 een smederij aan de Rijdt. Zoon Jan zette het bedrijf voort na de plotselinge dood van zijn vader in 1938. Aanvankelijk werden hier paarden beslagen. Van lieverlee werd overgeschakeld naar tractoren en een water-, gas-, en loodgietersbedrijf. Daarbij kwam een winkel in fietsen, huishoudelijke en kunstnijverheidsartikelen, beheerd door zijn vrouw Sien. Hun zonen bouwden het uit naar een elektrotechnisch bedrijf. In 1980 werd het pand aan de Rijdt omgebouwd tot kantoorruimte. Het kantoorpand aan de Rijdt is onlangs door Peter verkocht en wordt waarschijnlijk een zorginstelling”.
(vrij naar informatie van Jan Herckenrath). Dank Jan voor de schat aan historie die jij van Horssen hebt vastgelegd.
Wij hebben allemaal vanaf de straat de ingrijpende verbouwing / uitbreiding kunnen volgen. Enkele keren zijn we uitgenodigd om binnen te kijken. De laatste keer is hier veelvuldig gebruik van gemaakt. Nieuwsgierig als we zijn naar de indeling en hoe het er allemaal uitziet. Ik moet zeggen dat ik het plan een aanwinst voor de Rijdt vind. Een plek voor de ouderen hier en wat verderop huizen voor de jongeren. Prima!
De term hoofdstraat krijgt nu nog meer cachet. Zeker ook als de toekomstbestendigheid van het dorpshuis tot uitvoering komt. Trouwens, ook de overlast bij het opknappen van de Rijdt is het zeker wel waard als ik naar het tussenresultaat kijk!
Maar goed, terug naar de dienstenmaatschappij. Gekscherend zeg ik wel eens dat de ene helft van Nederland de andere helft adviseert en omgekeerd. Kunnen we daarmee de kost verdienen? Dat lijkt op die twee kasteleins vroeger op de Rijdt. De een ging ’s morgens een borrel drinken bij de ander en betaalde daarvoor 1 cent. ’s Middags gebeurde het omgekeerde. Dus dat kostte de kasteleins uiteindelijk niks. Of toch wel? Uiteindelijk hadden ze beide een lege fles jenever op het einde van de week! Hieraan denkend vraag ik me af waarvan de ene helft van Nederland die fles jenever gaat betalen en waarvan die andere helft.
Is alle hoop vervlogen?
Nee, een bloeiend verenigingsleven levert in een productie-afnemende maatschappij veel goeds op:
- de verschillende biljartgroepen produceren poedels aan de lopende band,
- bij de tennisclub zijn ze druk in de weer met het slaan van netballen,
- wat te denken van de badmintonclub die volop dropshots vervaardigt,
- de voetbalclub die onbeperkt afzwaaiers uit de struiken haalt,
- de visclub haringen bij de vleet maakt,
- de breiclub in de weer is met haken en ogen,
- bij de carnavalsvereniging (moppen)tappen in de uitverkoop gedaan worden,
- bij het volleybal ze sterk zijn in blokkades opwerpen,
- ???
Je ziet dat ieder zo haar steentje bijdraagt om als gemeenschap toch productief te blijven!
Ik zie het wel zitten.
Onzenbroer