Hedde gij wel es geheurd van ‘Smelen’ en, zo ja, widde die dan erges in Horsse te veinde? Tot gisteren wist ik er niets van. Tot Horssens kerkkoor lid Willemien Borne uit Deest me er per telefoon wijzer over maakte. Ze was jaren terug eens hier geweest tijdens een opentuindag rond deze tijd van het jaar, had wat plantgoed gekocht en wilde de namen ervan nog eens precies weten.

Des gegeven, stak ze van wal met een bont verhaal over smelen dat ooit startte in de beroemde kwekerij van Romke vd Kaa in Hummelo, met haar man en een andere bezoekster pauserend op een tuinbank. Romke was toen al bezeten van siergrassen en toen Willemien op zo’n mooi pol wees zei de vrouw dat het smelegras was.

Een oudere zus van Willemien wist, hoewel die niet meer goed bij het hoofd was, later te vertellen: jazeker die smelen groeiden langs de Wetering richting Bergharen en wij gingen die vroeger snijden omdat van de wollige lange aren, eenmaal binnenshuis goed gedroogd, een fijn zachte vulling voor de kindermatrasjes kon gemaakt worden. Dat waren nog eens tijden. Welk boerderij kind van nu slaapt nog op zo’n matras? Toch moet dat heerlijk gelegen hebben. Zelf heb ik in mijn militaire diensttijd jaren zestig moeten slapen op een strozak. Ging heel goed. Maar zal ruwer hebben aangevoeld dan eentje van smelen.


Nog later, toen ik, zomervacantietijd. rondzwierf in de binnenlanden van Spanje, reed ik in de paradijselijke eenzaamheid aldaar naar een gemaaid korenveld en plukte daar bij een stapel kleinschalig opgeslagen stro bussels er net voldoende uit om een uiterst eenvoudig maar weldadig bed van te bouwen. Ik hoor nog in een naburig wild bosje tijdens de schemer, de lucht roodkopergeel, een mij volstrekt onbekende en ook onzichtbare vogel roepen, misschien een uilachtige. Het beangstigde me zeker niet, integendeel. ’s Anderendaags heb ik de stro bussels van mijn slaapplaats weer zorgvuldig terug gelegd op de gaten in de stro mijt. De eigenaar van dat veld zal later niets wanordelijks ter plekke meer gezien kunnen hebben. Hopelijk boert hij zo verder, ware gastheer voor ongewone veldslaapgast.


Waarop een Klepstukske over ‘smelen’ toch op kan uitlopen, niet? Och, zolang es t lupt, lupt t goed, niet dan?