| Grasmaands gril is hooimaands wil.
| April veel regen, brengt grote zegen.
| Aprilvlokjes brengen meiklokjes.
| De heren en aprillen, bedriegen wie ze willen.
| De vrouwen en aprillen, ze hebben beide hun grillen.
| Al doet april ons mooi weer aanschouwen, 't is evenals fortuin, we kunnen hem niet vertrouwen.
| Het groen des velds het oog bekoort doch zelden houdt april haar woord.
| Op een april geen zon, vaak water in de ton.
| April doet wat hij wil.
| Nachtvorst met een Zuidenwind op kersenbloem, daar treurt de kweker om.
| Aprillertje zoet, geeft nog wel eens een witte hoed.
| Sneeuw in april is geen nood, maar bij zware nachtvorst in april gaat er meer dood.
| April warm, Mei koel en Juni nat, vullen schuur en ook het vat.
| Geen zaterdag zo kwaad, of de zon schijn vroeg of laat.
| April veranderlijk en guur, brengt hooi en koren in de schuur.
| Een grote zon en bleek van schijn, dan zal het regenachtig zijn.
| Bloeien de bomen tweemaal op een rij, zal de winter zich rekken tot mei.
| Aprilse aren, zijn er alle jaren.
| Een natte april ,is de boeren naar hun wil.
| Aprilse vlokjes, brengen mei'se klokjes.
| In april heldere maneschijn, zal voor de bloesem kwalijk zijn.
| Het zaterdagse weer op noen, is op de zondag heel te dag te doen.
| Broedt de spreeuw al in april, dan is een schone meimaand op til.
| Verschaft april veel schone dagen, dan pleegt mei de last te dragen.
| Als de hoenders kakelen lang en goed, zal het regenen in overvloedt.
| Is april schoon en rein, dan zal mei minder zijn.
| De huwelijkse staat, is als april, nu zon, dan storm, en dan weer alles stil.
| Hebben wolken rode randen, altijd is er wind en nats voorhanden.
| Als het in april regenen wil, blijven de boeren niet stil.
| Gras dat in april wast, staat in mei vast.
| April maakt de bloem, en mei bekomt de roem.
| Als in april kevers ontstaan, dan zal de mei van kou vergaan.
| Valt in april veel nat, dan zwemmen de druiven tot in het vat.
| Verschaft april vele schone dagen,dan pleegt mei de last te dragen.
| Als april lacht, boerke wees voor uw oogst bedacht.
| April vult vele zolders, dankzij de vele donders.
| Op een droge april volgt wel eens een droge zomer.
| April mooi en rein, in mei zal het donker zijn.
| Hoe groen het in het veld ook ons oog bekoort, doch zelden houd april zijn woord.
| Aprille zonne, doet water in de tonne.
| Mocht het dauwen in april en mei, dan is de boer in sept blij.
| Is Isodoor (3) voorbij, dan is ook de noordenwind voorbij.
| Zaait ge op Sint Ezechiel (10), zeker lukt de vlasgaard wel.
| Op Sint Tuburtius (14) na de noen (3uur in de middag), worden alle velden groen.
| Op Sint Justijn (15), dood de kou het venijn.
| Valt voor Sint Joris (23) geen regen, dan komt erna hem des te meer.
| Zolang voor Sint Markus (25) warm, zolang na hem koud.
| Als het vriest op St. Vitaal (28), vriest het nog veertig maal.