Toen ik op De Eng woonde, had ik veel contact met mijn vriendin Mien van de Hoogen. Ook aan de buren heb ik goede herinneringen. De buurt liep tot aan de Fam. Thoonen en daar zijn drie jongens van naar Canada verhuisd. Een van de jongens had nog een foto van mij op de kast staan, heb ik later gehoord. Daarna hebben we nog verschillende buren gehad o.a. Geert en Stinie en Piet en Toos. Het was altijd gezellig en om Wim zijn plagerijen werd ook hartelijk gelachen. Ik vind het fijn dat er na al die jaren dat ik daar weg ben, nog steeds een goede vriendschap is en dat ze mij nog regelmatig komen bezoeken. Ik heb met veel plezier op De Eng gewoond, maar voor Wim werd de tuin te groot en hij wilde graag kleiner gaan wonen.
We vroegen een bejaardenhuisje aan en kregen dat ook toegewezen, maar Wim werd helaas ernstig ziek en is na drie maanden overleden. Ik ben toen alleen naar de Meester Muldersstraat verhuisd. Ik vond het wel heel erg en heb De Eng ook erg gemist. Er was wel een klein tuintje bij, zodat ik toch nog wat bloemen had om te verzorgen en in de voortuin stond een grote apenboom, waar ik voer in kon hangen voor de vogels. Ik heb daar nog jaren plezier van gehad. Ik zat hier midden tussen de mensen en overal dicht bij. Toon de melkboer bracht altijd de melk en de pap binnen. Toen een keer zijn zoon de boodschappen binnen kwam brengen, zat ik met mijn familie in Oostenrijk te bellen. Tegen zijn vader had hij gezegd, die Rosa zat daar zo raar te praten, Ik heb maar snel de spullen neer gezet en ben weer weggegaan. Zijn vader heeft hem toen verteld, dat ik als kind in Oostenrijk geboren was.
Ook hier in de Meester Muldersstraat komen alle buren mij regelmatig bezoeken, soms zomaar met een bloemetje of wat fruit. Fam Mols brengt mij iedere dag de krant en als ze op vakantie gaan komen ze afscheid nemen en later de komen ze hun prachtige foto’s laten zien. Het doet me plezier als daar ook weer foto’s van de bergen uit Oostenrijk bij zijn. Maar er gebeuren ook wel eens nare dingen. Kees moest naar het ziekenhuis. Hij kwam mij een kaarsje brengen en vroeg of ik dat voor hem wilde opsteken. Hij zei, jij hebt goede contacten met hier boven. Het leek een hele tijd goed te gaan, tot een paar dagen voor mijn 96e verjaardag. Mijn oudste zoon was enkele dagen thuis en dat deed me goed, maar plotseling kwam hij naar binnen met het bericht, dat er iets met de achterbuurman Kees, niet in orde was.
De ambulance arriveerde en mijn angst werd werkelijkheid. Alle hulp mocht niet meer baten. Kees was overleden, ik zal hem missen. Wat een mooie dag leek te worden, eindigde heel verdrietig. Ook mijn zoon vertrok weer richting Den Helder.
Hier volgen nog enkele herinneringen van Moeder.
Zo maar op een zondagochtend, tijdens het koffie drinken, herinnerde een van de kleinkinderen zich een gedeelte van een lied wat Oma wel eens gezongen had. Op de vraag, kun je dat nog zingen Oma? ,,zei ze’’ dat weet ik niet. Vroeger zong ik net als mijn pleegmoeder, die zong heel veel, vooral gereformeerde liedjes. Na enige stilte, begon zij. Het was meer een gedicht. Ze zou het langzaam doen, zodat wij er notitie van konden maken. Het ging zo.
Ik kan niet meer zingen, die tijd is voorbij.
Zo sprak in godshuis, een oud vrouwtje tot mij.
Al was ze armborstig, gebrekkig en oud.
Toch ging ze ter kerke, al was het zo koud.
Ze liet haar plaatsje nooit ledig staan.
Wat anderen terughield, haar zag men steeds gaan.
Als het orgelspel ruiste, de schepper ter eer.
Dan klonken veel stemmen, tot lof van den Heer.
Maar zij kon niet zingen, die tijd was voorbij.
Dat was haar een droefheid, verklaarde ze mij.
Maar ik dacht toen ik haar aanzag, al zingt ge niet mee.
Uw hart juicht toch mede, voor zalige vree.
Ach troost U, valt weldra het reiskleed U af.
Zinkt lichaam straks neder, in het donkere graf.
Daar boven daar boven, in het huis van de Heer.
Daar zult ge weer zingen, daar zwijgt ge nooit weer.
God legt op Uw lippen, een nieuw zalig lied.
Zo schoon zong ge op aarde, Uw lofzangen niet.
Als ginds in de Hemel, wees blijde wees blij.
De zangtijd, de schoonste, de beste is nabij.
We waren zeer verbaasd, dat ze dit nog steeds van buiten kende, ik had het nog nooit gehoord. We vonden het erg mooi.
Al krijgt ze veel bezoek van familie en kennissen en drie keer per dag hulp van de thuiszorg, toch duren de dagen lang.
Als het mooi weer is, zit ze ook graag buiten. Toen we haar voorstelden om naar de dagopvang te gaan, heeft ze dat gedaan. Ze krijgen daar spelletjes, of er wordt geknutseld en de krant wordt voorgelezen. Ze heeft ook al eens een kijkdoos gemaakt. Tussen de middag gezamenlijk eten vond ze ook erg gezellig. Het is toch een verzetje, een dag in de week. Ze mocht eigenlijk vaker maar dat wilde ze niet. Voor de Kerst was er met alle groepen een mooie viering.
Met Oud en Nieuw was ze meestal bij ons, samen met onze kinderen en Willie en Ank. Ze zei dan, ik blijf wel thuis, maar ze vindt het erg gezellig en ze lust nog graag oliebollen. Om 12 uur knalde de champagne en hebben we het glas geheven op het komende jaar. Ze voelde zich op dat moment goed, maar toch zei ze, een heel jaar weet ik niet of God me dat nog zal geven.
Ze bleef nog vuurwerk kijken en ging pas om een uur naar huis.
Er kwam ook weer zomaar, een gedicht.
Uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen.
Ach we vinden waar we staren niets bestendigs hier beneen.
Op de weg die wij betreden, blijft geen voetstapje die beklijft.
Al het heden wordt verleden, schoon ,t ons toegerekend blijft.
Voorgeslachten kwijnen henen en wij bloeien op hun graf.
Ras zal nakroost ons bewenen, mensdom valt als bladeren af.
Stof door eeuwen saam geweven, houdt het zelfde graf bewaard.
Buiten U o eeuwig wezen, ach wat was de mens op aard.
Zo herinnerde zij zich regelmatig liedjes, of gedichtjes, zo ook deze.
Wenn du noch eine Mutter hast Wanneer je nog een moeder hebt.
Dann halt Ihr lieb und halt ihr wehrt Dan heb haar lief en houd haar hoog.
Sie lernte Dir deine handen falten, Ze leerde jou de handen vouwen,
Und sagte dir vore in ehrst Gebet. En leerde jou het eerste gebed