Otto en Monique, wie kent ze niet, maar wat is hun geheim voor 60 en 25 jaar succes?
Otto Basten was 21 toen hij van school af kwam en gelijk een baan had in het al sinds 1964 bestaande loonbedrijf van zijn vader. Een loonbedrijf voor de boeren in de omgeving kent seizoensgebonden pieken en dalen. Tijdens de pieken kom je machines en mannen tekort en tijdens de dalen moet je ander werk zien te vinden. Vader Ben had in 1964 tijdens zo’n dal een mooie klus gekregen bij de reconstructie van het Trajanusplein. Het was geen wonder dat er daarbij iets uit de Romeinse tijd bloot kwam te liggen. De archeologen van de Universiteit waren er als de kippen bij en vroegen de aanwezige gravers een beetje extra voorzichtigheid, soms wat geduld en soms een keer terugkomen op zaterdag. Bennie was nergens te beroerd voor. Het klikte tussen Bennie Basten en de jonge archeoloog die later professor Haalebos zou worden. Dit werd het begin van een omvangrijk netwerk.
De Gemeente Nijmegen werd opdrachtgever voor meer civiel werk en voor de nutsbedrijven om de geulen te graven voor het gas, water en licht. Tegelijk was Nijmegen het centrum van wetenschappelijk onderzoek aan de vele archeologische vondsten uit de Romeinse tijd met talloze studenten die daarbij veldwerk deden.
Toen Otto in 1987 in het bedrijf kwam was zijn bedje dus eigenlijk al gespreid, of misschien moet ik zeggen, viel hij met zijn neus in de boter. Het klikte niet alleen tussen Bennie en de latere professor maar ook tussen de jonge Otto en de talloze studenten. Otto wist die jonge gasten met een biertje en een BBQtje te vriend te houden en was ook nooit te beroerd om buiten de normale werktijden wat extra gecompliceerd graafwerk voor ze te doen.
Dit type werk boeide Otto. Hij ontwikkelde een werkwijze waarbij je de grond geen drie maar slechts één keer hoefde te verzetten. Hij ontwikkelde een speciale schaafbak, waarbij je op 2 mm nauwkeurig plakjes grond kunt afschrapen. Met een stuk of tien machines, en een combinatie van werkwijze, kwaliteit en betrouwbaarheid wist hij vanaf 1990 steeds meer opdrachten voor dit soort werk buiten Nijmegen te krijgen.
Het werk werd hem ook in de schoot geworpen, want in 1992 kwam er een Europees verdrag, waarbij de lidstaten zich verplichtten het archeologisch erfgoed te beschermen. Dit betekent dat er voorafgaande aan elk bouwproject een gedegen archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Intussen waren er al talloze afgestudeerden over het hele land uitgezworven om bij verschillende gemeenten dit onderzoek te doen. Gezocht naar een aannemer die het graafwerk goed kon doen, kwamen die als vanzelfsprekend bij Otto uit die ze nog uit hun tijd in Nijmegen kenden. Van een tiental machines werden het al snel enkele tientallen die door het hele land reden.
Naast het archeologische werk groeide ook de markt voor de nutsbedrijven. In plaats van elk apart, werd het graafwerk voor gas, water en licht gecoördineerd uitgevoerd door zgn. COMBI-organisaties. Ook die wisten de firma Basten te vinden.
De laatste jaren is daar steeds meer werk voor de energietransitie bijgekomen. De gezamenlijk netbeheerders staan voor de taak zo’n 80.000 km kabel te leggen. Alleen al voor Liander in Gelderland kan het bedrijf van Otto Basten de hoeveelheid werk nauwelijks aan. Maar het wringt ook bij de kabelfabrikant en het wringt bij de transformatoren en de technici voor aansluitingen. Otto en Monique snappen wel hoe het komt dat nu alles opeens in korte tijd moet gebeuren.
Behalve 80.000 km aan kabels moeten er voor het jaar 2040 ook zo’n 50.000 transformatorhuisjes bij komen. Hier komt het bedrijf van Monique om de hoek kijken. Sinds 1999 runt zij een afzonderlijke bv waarmee wekelijks de fundering voor zo’n 80 van die huisjes wordt aangelegd. Haar bedrijf is hierin als enige gespecialiseerd en heeft voorlopig voor minstens 10 jaar een gevulde ordeportefeuille. Zij ontwikkelde een machine die zowel een putje kan graven, een toplaag kan doorboren en vervolgens een funderingspaal kan intrillen. Dit is maatwerk want de lengte van de palen (3 tot 20 meter) hang af van de lokale bodemstructuur en draagkracht. Maar nog veel belangrijker is de planning van dit werk. De transitie duldt geen uitstel. Het werk moet worden voorbereid door de ene ploeg en na de fundering komt weer de volgende ploeg die er het huisje op zet, enzovoorts, enzovoorts. Dit moet dan zo’n 80 keer per week met overal weer andere complicaties. Mocht er een werknemer uitvallen dan zou dat grote problemen geven, maar met de BV van Otto in hetzelfde kantoortje valt er altijd wel wat met zijn 55 werknemers te schuiven.
Terwijl ze met gepaste trots deze verhalen vertellen, wordt duidelijk dat ze allebei hun werk met veel plezier doen en ook dat ze een geweldig team vormen. OK, ze hebben dan het voordeel dat het werk vanzelf naar hen toekomt, dat ze nooit in een moordende concurrentie onder de kostprijs hoefden te zakken, en nog nooit een offerte tevergeefs hebben gemaakt. Toch zou dit niet gebeurd zijn als er geen kwaliteit, en betrouwbaarheid tegenover zouden staan en daar mogen ze terecht trots op zijn. Ze zijn er ook trots op dat ze nooit een tekort aan werknemers hebben en dat het verloop onder het personeel minimaal is. Ze hebben voor een bedrijf met 60 man het kleinst denkbare kantoortje en staan heel dicht bij de mensen. Eigenlijk meer ernaast en ertussen dan erboven. Maar het is ook wel heel hard werken. Beslist geen baantje van 9 tot 5 maar eerder van 5 tot 9.
Overigens zijn de ex-prins en ex-prinses van De Streupers niet vies van af en toe een feestje en het feestje op 11 mei is hun van harte gegund. Ze hebben het dubbel en dwars verdiend.
Han Blok